'ten Heuw, In den Heuw".

In 1648 transporteren Geert Gerritsen ten Beerenbroek en Aele Beckers zijn vrouw huis en grond aan Jan ten Beerenbroek (1). Enige jaren later lezen we dat Jan in den Heuw, alias Beerenbroek en Aele zijn vrouw een geldlening aangaan met Henr. Grootevelt (2). Daarna nog een keer nu wordt er geschreven Jan ten Beerenbroek off in den Heule met Aele en dochter Aele, zij lenen geld van swaeger en broeder Derk ten Queckeboom; onderpand een huis met uitdrift in de Esmarke (3).

In 1710 leent Geertje, weduwe van Geert in den Heuw, geassisteerd met Hermen Beerenbroek, geld van Hermen Hofcoesvelt getrouwd met Gese Geerdink: onderpand een huis met uitdrift. Zij heeft twee onmondige kinderen (4).

Nog weer een aantal jaren later blijkt Geertje hertrouwt te zijn met Gerrijt Swafertsen Wilmink. Zij betalen het geleende geld terug (5). Een maagscheidîng is niet gevonden, wel een beschrijving waar we het erfkunnen vinden.

"haer eigendomlijke huis en uitdrift met den daer gelegenen gaerden, voorts de Bummet bestaende in hoge en lage landerijen sijes Bruinincks en Hofcoesvelts mate en die andere sijd an het veld. Item den langen camp agter het huis rondomme in het veld in desen gerigte en Esmarke gelegen"

Geert in den Heuw was getrouwd met Geertje en had twee kinderen. Ik denk dat ik aan mag nemen dat één van die kinderen Gerrit ten Heuw, onze schoolmeester is en wel om de volgende reden. Als Gerrit overlijdt voor of in 1782 leent zijn weduwe weer geld en wel F 1100. - onderpand de caterstede den Heuw (6).

 

1          12-12-1648      mv. nr. 9blz. 330
2          24-10-1654      mv. nr. 9 blz. 539
3                                  mv. nr. 9 blz. 696
4          1710                mv. nr. 11 blz. 38
5          1719                mv. nr. 11
6          1782                mv. nr. 21

Gerrijt Swafertsen Wilmink wordt in het doopboek beide keren dat hij een kind laat dopen zo genoemd. Wel worden zijn kinderen later met de naam ten Heuw opgeschreven. Die kinderen zijn : Gesina gedoopt 18 augustus 1725 en we vinden haar weer als echtgenoot van Arend Harberink (zie hiervoor bij Harberink en dan de Broekheurner tak). Janna wordt gedoopt 15 juli 1733 en van haar vinden we het volgende in het doopboek van de hervormde kerk van Enschede.

16 maert 1763
Janna ten Heuw in de Broekhoorne, een onegt kind, dat zij door geweldige verkragting van een onbekende persoon gebaart heeft, zelfs ten doop gehouden, genaamt Geertie.

In het register van het Hoofdgeld vinden we ook wat over den Heuw:

1723
Luije Beerenbroek twee personen.
Nog een huisje met kleine kinderen, twee personen, heel gering.
Een kleine woning in den Houw onvermogend,
Nog een huisje met drie personen, arm en onvermogend,
Arm, onvermogend en soms staat er veneegene menschen.

Zij hadden een huis met landerijen dat beslist een goed bedrag waard was, maar geen geld om belastingen te betalen. Verlegen om geld. Zij verbouwden alles zelf en als zij wat over hadden werd dat verkocht en kon de hypotheek, pacht etc. betaald worden. Zeker met kleine kinderen was dat het geval. Waren ze wat groter en konden zij meehelpen dan werd het wat beter.

Nu staat er in het doopboek ook nog als vader een Leffert of Lukas in den Heuw. Hij heeft twee kinderen Hillene 1725 en Gerrit 1727. Hij wordt als getuige bij een testament van Oosterveld Lukas Willemsen in den Heuw genoemd. 1743

In de volkstelling van 1748 staat er Heuwcatten en Heuw woner.

1 november 1904 wordt het boerenplaatsje "den Heuw" verhuurt voor de tijd van zes jaren voor zeventig gulden per jaar aan Grades Steenberg. Grades is een zoon van Janna ten Heuw en Jannes Steenberg. Het erve is groot 7 hectaren, 90 aren en 30 centiaren. Kadastralenrs. Zijn : Sectie G brs. 185 en 185a, 593,1002,1003 en sectie F nrs, 447 en 1350.

 

De mombers in deze maagscheiding zijn: Hermen Walmink en Gerrit Wums Walmink.

 

SCHEMA VI

TEN HEUW

1648                Geert Gerritsen ten Beerenbroek        x          Aele

1654                Jan ten Beerenbroek (TEN HEUW)   x          Aele

1710                Geert in den Heuw overleden.                        x          Geerije. Zij heeft twee onmondige kinderen.

1719                Gerrit Swafertsen Wilmink                  x          Weduwe Geerije

1745                Gerrit te Heuw, Schoolmeester           x          Enneken Höpers

 

 

 

 

 

1790                Willem ten Heuw, schoolmeester                    Jan ten Heuw, op den Heuw
                       
x  Geesken Oosterveld                                                x Willemien te Balkt.

 

 

 

 

                        Gerit ten Heuw                                               Gardes ten Heuw, tapper, landbouwer
                        x  Hendrika Gerritse                                        X Geertje Lippinkhof
                                                                                                (zie stoppelhaanen verhaal)

Proces 308 in het Drostambt. 1746 - 1751

Gerrit in den Houw is getuige en 55 jaar. Dat betekent dat hij is geboren tussen 1691 en 1696. Wat zijn afstamming dus meer zekerheid.

 

Familie gegevens ten Heuw.

3A1           Gerrit ten Heuw trouwt met Enneken Hopers, gedoopt 22 juni 1725 dochter van Willem Harmz, Hopers en Berendje Jansz. Joostink. De kinderen van deze boer en schoolmeester zijn: Grieije of Grete gedoopt 7 mei 1745 trouwt met Gerrit Harberink (zie bij Harberink, kerkerve>
Harmen           1 januari 1747
Jan                11 mei 1749 zie IIA
Berentjen         3 augustus 1755
Willem           25 januari 1761 zie II

3A2         Willem volgt zijn vader als schoolmeester op. Hij trouwt met Geesken Oosterveld en zij zijn woners van Berenbroek. Willem overlijdt in 1801. Zij hebben één Zoon Gerrit ten Heuw geboren 20 februari 1792. In 1802 wordt de maagscheiding opgemaakt en Geertje Oosterveld hertrouwt met Gerrit Haverkate, Geesken Oosterveld overlijdt en Gerrit Haverkate hertrouwt met Janna Wagelaar, weduwe van Hermen Gerritse. Gerrit ten Heuw trouwt met Hendrika Gerritse, dochter van Hermen Gerritse en Janna Wagelaar.

            En dan is Janna Wagelaar, moeder, schoonmoeder en stiefmoeder tegelijk.

Jan ten Heuw is de erfvolger, hij trouwt met Willemien te Balkt. Willemien overlijdt 2-5-1805.
Hun kinderen zijn:
Grades gedoopt          27 juni 1784 zie IIIA
Jannes                          6 april 1788
Jan Hermen geb.           6 maart 1792 trouwt Geertje Elikman H. 1822 Lon.
Enneken geb.               7 februari 1798

3A.      Grades te Heuw komt ook weer op den Heuw te wonen en heeft daar tevens een tapperij. Hij trouwt met Geertje Lippinkhof, dochter
            van Jannes Lippinkhof en Geertje Walhof. Zij trouwen na het overlijden van Willemien te Balkt.

Hun kinderen zijn:
 Willemien geboren      10 mei 1806                X Jan Heutink
 Gerrit                           11 mei 1809                X Willemien Asvelt
 Janna                           1 maart 1813               X Jan Voogd, weduwnaar van Enneken-Lippinkhof.
 
Gerritdina                    1820                            X Jan Voorbroek.

 

Schema VII

Hoort ook bij het stoppelhaanen verhaal.

1736    Gerrit ter Heege Stroinkwoner
X  Swenneken Wiecherink

1769    Hendrik ter Heege Hofcoesveldwoner
X  Geertje Derkink

1779        Hendrik ter Heege Hofcoesveldwoner
            X2 Grietje Lutje Beerenbroek

1809    Grades ter Heege in kost bij Hofcoesveldwoner, dat is zijn halfbroer Gerrit

Na het ongeluk trouwt Grades ter Heege met Harmken Afink. Hij wordt marskramer, omdat hij zijn hand niet meer goed kan gebruiken.
Hun kinderen zijn:
Hendrik ter Heege       geb. 1811         x          Fenneken ter Borg
Eva ter Heege             geb. 1814         x          Egbert Geerdink ('zie de Zweede)

 

SCHEMA VIII AFINK , AAFTINK.

+ 1774            Wander Afink                          X         Geerdje Afink. -
                                                                       X2       Eva Leusink
   1782            Wander Afink                          X2       Eva Leusink datum 19-11782

Kinderen:
Harmen           X         Janna ter Borg  H. 1810           vader. Hendrik ter Borg
                                                                                  moeder: Enneken Schukkink

overl. Harmken X Grades ter Heege
Enneken Afink
Jenneken Afink is al overleden in 1810
Harmen erft het plaatsje

 

 

STOPPELHAANEN.          Proces nr. 238 Landgericht

In deze tijd is Stoppelhaanen een toeristische attractie, zoals in Raalte. In de vorige eeuw echter was het een feest na dagen hard werken. Als rond Sunt Joapik, 25 juli, het koren werd binnengehaald, was het een hele drukte op de velden. Van s'morgens vroeg tot s'avonds heel laat. Over zo'n feest gaat dit verhaal.

Zondag 13 augustus 1809 is het STOPPELHAANEN in Broekheurne. Zo'n feest wordt in twee keer gehouden. Eén keer voor de ouderen en één keer voor de jongeren. De boerderij is dan niet onbeheerd. De jongeren hebben deze avond feest en in de beste kleren gestoken (het kistentuug) zijn ze naar de boerderij "den Heuw" gegaan, waar Grades ten Heuw een tapperij heeft. De speelman is er al en stemt zijn "fiool". Er wordt gedronken, gezongen en gedanst. Er heerst een vrolijke en vredige stemming, zullen de getuigen later vertellen.

De tapper Grades ten Heuw lust de drank ook graag, maar krijgt een kwade dronk over zich. Hij verstoort de feestvreugde door tegen middernacht met een sabel en een pistool te zwaaien. Hij komt dreigend op de zoon van de wed. R. Grootenhuis af maar Jannes Wooldrik weet dit te verhinderen en hem weer wat rustig te krijgen. Het feest gaat door tot in de kleine uurtjes van de maandag als GRADES TER HEEGE , bij Harmke Afink wegkomend, al in de verte de muziek hoort. Hij is in kost bij Hofcoesveld woner en loopt even door naar den Heuw. Hij besluit nog wat te drinken en de benen los te gooien op de dansvloer. Als hij uitgedanst is en zijn glas jenever wil uitdrinken komt GRADES TEN HEUW dreigend op hem af en het protocol dat later wordt opgemaakt beschrijft het zo:

"dat hij op eene onmenselijke wijze zijn bloed koelde, doordien hij Grades ter Hee ge met een zabel eenen bouw in deszelfs voorhoofd niet alleen, maar ook eenen nog veel zwaarderen houw in het ondergedeelte van zijn rechterarm toebragte en daardoor deszelve ter aarde deede nederstorten, een zabel zoo groot als bij Hussa aren gebruikt wordt.

Paniek    men verleent eerste hulp en diezelfde morgen om 9 uur komt de chirurgijn A.S. Greve bij hem en vertelt het volgende:

Primo, een gehouwen wond in het vooronderste gedeelte van het rechter voorhoofdsbeen, ter lengte van â 3 duim, niet doorgaande tot op het been.

Secundo, een gebouwen wond aan het onder gedeelte der rechter voorarm, met doorsnijding van de buiten elleboogspier en kwetsing van de buiten ellebeens sla gader hebbende de ondergetekende op dat ogenblik geen nauwkeuriger observatie deezer wond kunnen nemen, uit hoofde bij het losmaken derselve 50 seer gapende wond~ WAARIN EEN BLAUWE SAKDOEK TOT BLOED STEHPING GEBONDEN WA, DOCH WAAR HET BLOED HEEN VLOEIDE, HET BLOED BIJ EER STRAAL TER DIKTE VAN EEN PIJPENSTEEL KWAM UITSPUITEN EN DE PATIENT REEDS VEEL BLOED VERLOREN HAD. den 15, 16 en 17 augustus was de wond maar weinig pijnlijk en de verbloeding geheel opgehouden.

Maar dan wreekt zich de blauwe zakdoek, die wel niet al te schoon zal zijn geweest,

Den 19 augustus hield de koorts aan en was zo hevig, dat men voor der lijders leeven begon te vresen, doch welke koorts door gebruik van gepaste geneesmiddelen verminderde. De pijn in den gehelen arm en wond bleef hevig aanhouden tot op den 23 augustus wanneer sig op de rug van de hand een abces vertoonde en een gat viel, waardoor eene groote hoeveelheid etter evenals door het bovenste gedeelte der wond selve sig ontlasten en bij welk alles sig eenen groote swakheid voegden, so dat de lijder geen gedruisch aan het hoofd hebben konde. Door dit also op de rug van de hand ingevallen gat sig al den etter niet kunnende ontlasten, ontstond eene nieuwe verzwering tusschen duim en wijsvinger, waardoor sig ook veel etter ontlasten.

Dit alles ging langzaam voort tot op den 26 van de herfstmaand 1809 , wanneer een stukje gaaf been zich door de nog niet geheel genesen wond ontlasten en eerst op den 3 van den wijnmaand daaraan volgend was ook de wond in de rechter voorarm genezen. De wond in het voorhoofd was de 21 van de oogstmaand hersteld.

DE NAVOLGENDE GEBREKEN ZIJN OVERGEBLEVEN.

Een onvermogen om de klijne en de twee daar op volgende vingeren te bewegen. De hand uit te strekken en te buigen, voor of agter over te wenden, terwijl hij slechts van die hand de duim en wijsvinger bewegen kan. De hand zelf zeer vermagerd en buiten staat is van immer met zijne handen de kost te kunnen winnen.

De tapper Grades ten Heuw wordt opgepakt en naar Deventer gebracht. Hij heeft daar in ieder geval een tijdje in de gevangenis gezeten. Op 26 augustus 1809 verzoekt Geertje Lippinkhof, vrouw van Grades ten Heuw, geassisteerd door Jan ten Heuw, de vader van Grades, om vrijlating van Grades. Vermoedelijk is dit proces bij de rechtbank in Deventer te vinden. Daar heb ik verder niet meer naar gekeken.

De eis in het proces in 1810 is: Betaling van het meesterloon (de doktersrekening) en smartegeld ten bedrage van F3000.-

Wetboek van Napoleon van het Konigrijk Holland 3e boek 3e titel 2e hoofdstuk art. 1320 in verbis:

"kwetsing of verminking aan eenig deel van het ligchaam geeft aan den gewonden het regt om te vorderen vergoeding van het meesterloon en van schade en winstderving daardoor aan hem toe gebragt, de pijn en smet en ontslering van het ligchaam, daaronder gerekend hetgeen door de regter naar gelang van den persoon en omstandigheden begroot word."

De eis. van F3000. - is voor die tijd een groot bedrag en de boerderij ,"den Heuw", zal wel zwaar onder de hypotheek zijn gekomen of verkocht.

De rekening van het meesterloon geef ik hierbij.

14 aug. 1809 Gerichtelijk verbonden 4 uuren daar bij gevaceerd.
afstand een uur                                                                                    F 4-.-.
Gerichtelijk attest                                                                                 F -12-

Vervolgens aan huis verbonden tot 5 sept.
(22 visites en verband)                                                                        F 44.-.-.
Aan mijn huis verbonden tot 3 oktober
(26 verbanden)                                                                                    F 7.16.-.
      Bals: Sopair                                                                                   F -.12.-.
19 aug. Mixt: antiseb:                                                                           F 1.-. -
20 aug. Sal: Glaub:                                                                               F -.2.-.
22 aug. Mixt: als den 19 de                                                                  F 1.-.-.
                                                                                                            F 59.2. -

A. S. Greve
Chirurgijn te Enschede.


DE BROEKHEURNER SCHOOL.

Op 4 maart 1987 zou de Broekheurnerschool haar 250 jarig bestaan hebben kunnen vieren. Helaas is zij in 1974 opgeheven, maar ook toen zou men een 250 jarig bestaan hebben kunnen vieren In de brieven die ik heb gevonden staat  "dat er al lange jaren een schoolhuisje staat". In 1739, als men de brieven gaat schrijven om geld te krijgen om weer een schoolmeester te kunnen aanstellen, wordt dit gezegd.

Er worden drie brieven weggestuurd.

De eerste gaat naar Diepenheim, naar Baron Bentick, Landdrost van Twente. Hij stuurt de brief terug met de mededeling dat deze aan de Ridderschap moet worden geadresseerd. De datum is 6 maart 1739.
De tweede brief wordt dus daarheen gestuurd.
De derde brief is van de predikanten van Enschede en de datum is 4 maart 1739. De predikanten schrijven:
"dat de gereformeerde boerschap Broekheurne, onder hare gemeente behorende, wel van een schoolhuijs voorsien is, doch geenig vast tractement voor een school-meester heeft,"en het hoognodig is dat er daar weer één wordt aangesteld, omdat de kinderen bij gebrek aan onderwijs in leesen en de eerste gronden der Religie, in gemelte boerschap ligtelijck tot de Paapse dwalinge kunnen overslaan , als grensende aan het Munsterlant."

De andere brief is van Hermen Hofcoesvelt, Hermen Bruijnink, Lukas Queckeboom en Jan ten Smalenbroek. Zij schrijven namens de ingesetenen en vertellen  "dat sij in haare nabijheijd tussen Brui jnink en Hoftcoesvelt wel hebben staan een schoolhuijsien ,doch dat bij gebrek van eenig tractament voor een meester aldaer in lange jaeren geen schoole gehouden

Zij vertellen dat zij met 35 huisgezinnen zijn en dat de meeste wonen dicht aan het OORTHUIS in het Munsterland, waar een Paapse school gehouden wordt. Dat zij van de ware gereformeerde religie zijn en dat zij genoodzaakt zijn als zij willen dat hun kinderen leren lesen en schrijven, zij naar voornoemde Paapse school bij het Oorthuis moeten gaan en dat is voor de kinderzieltjes natuurlijk niet goed.

Het laatste argument is dat de wegen naar Enschede in de winter, door hoog water onbegaanbaar zijn, en juist in de winter wordt er school gehouden. Zij vragen jaarlijks vijfentwintig gulden voor de schoolmeester.

Gerrit ten Heuw wordt de eerst bekende schoolmeester.

De school zal de vorm van een klein los hoes hebben gehad. Afmetingen van 15 voet bij 24 voet oftewel 4.50 meter bij 7 .20 meter. Als er in 1825 voorstellen voor een nieuwe school komen zijn de afmetingen:8 bij 4 m en ook 4 m. hoog.

Gerrit ten Heuw was boer op de Heuwplaats en daarbij verdiende hij in de winter als schoolmeester. Hij moest als meester kunnen schrijven,psalmen zingen, goed bijbelvast zijn om het de kinderen bij te kunnen brengen en dat was het wel. Alles wat hij de kinderen verder kon leren was meegenomen. De school begon in november maar dan waren alle kinderen nog niet aanwezig. Dat had te maken met weer en boerenwerk en ook  van de weefopdrachten. Iedere dag, tot ± maart kon er wel weer eens een kind bijkomen. Eind april hield de meester het voor gezien. Hij moest weer met zijn boerenwerk aan de gang.

Jongens van 10 en 11 jaar werd thuis het weven geleerd en dat was veel belangrijker dan de school. Meisjes leerden spinnen en het op klossen spoelen van garen voor het weven. Ook konden de kinderen het vee hoeden zolang er nog ergens een sprietje te vinden was, s'nachts had men het vee op stal want de mest mocht niet verloren gaan.

Het is aan alle niet geschreven handtekeningen te zien dat het onderwijs niet veel opleverde.

Gerrit ten Heuw blijft lang schoolmeester en het is niet bekend,wanneer zijn zoon Willem het ambt overneemt. Mischien heeft hij zijn vader lang geholpen. Willem ten Heuw overlijdt vóór 1802, zijn zoon is dan acht jaar, er wordt een maagscheiding opgemaakt  Deze maagscheiding beschrijft niet alleen de inboedel maar ook de kleren van de meester en zijn persoonlijke bezittingen. Zijn boerderij, eind 1700 was een los hoes en zag er zo uit :

Een tafel met vier stoelen, een klok en lamp, twee tinnen trekpotten, 4 koppen en schoteltjes, 8 lepels en 20 bekkens (vermoe-delijk) aarden schotels, die als borden werden gebruikt. Twee halen boven het vuur, 2potten een panijzer met pan (voor het pannekoek bakken). een zoutvat, een ketel en een theeketel, twee kannen en een vuurschop. twee emmers, een hoekvat, een karne, een vleestonne, een olyvat, twee leupens (houten vaatjes, waarin vroeger gemolken werd) drie kuijvens (open vaten om bijv. vloeibaar voedsel aan de kalveren te geven) en een kanne.

Natuurlijk bezat meester een weefgetouw met toebehoren ,een spinnewiel en een haspel. De onvermijdelijke trog voor het brood kneden en twee zeven en spek in de wieme. De beesten en het boerengerief werden ook opgeschreven. Drie beesten,zes hoenders en een hond.

Twee grepen, twee vorken ,een snijsomp,twee spaden en een schop een braake, een bouwzegen, een plaggenzegen, een haar, een bijl, een gras sijze, een form.

Zij hebben een klein kapitaaltje dat uitgeleend is : Aan Berenbroek F 200.- en aan broer Jan ten Heuw F 400.-

De kleding van de schoolmeester wordt ook opgeschreven:
Twee lakense rokken ( twee jassen van een fijne wollen stof,aan één kant geruwd)
Eén pijrok (jas van een dikkere stof)
twee broeken (kniebroek met klep en gespen,gedragen met gebreide kousen of linnen slobkousen.)
drie kamizools (buis zonder mouwen, een vest)
drie hemdrokken (deze benaming heb ik niet een een woordenboek kunnen vinden vermoedelijk dikke linnen hemden voor het boerenwerk.
zestien hemden (deze deden dienst als overhemd en werden met een halsdoek gedragen)
een hoed (een ronde vilten hoed, die aan drie kanten werd opgeslagen.)
Schoenen werden niet genoemd. Klompen waren in het werk wel algemeen, maar toch werden er ook schoenen gedragen.

De tekening op de volgende bladzijde komt uit het boekje: Kleding en identiteit en was als aanvulling op de tentoonstelling " van boks en boezeroen" in het textielmuseum in Enschede. Het boekje is gemaakt door Riet Luiten Strijker.

De persoonlijke bezittingen van de vader zijn ook voor de zoon. Zijn kist,een schreentje (kastje) met een bijbel, psalmboek, predicatieboek, een rekenboek en twee tabaksdozen.


 


 

USSULO.

Ook in Usselo is een markeschooltje en de eerste schoolmeester die we van naam kennen is Gerrit Geerdinck. Hij stelt een stuk op en schrijft daarin:

"Gerrit Geerdinck oft schoelemeister dijt selve geschreven uijt begerten van beijde partijen" Dat is 16 november 1658 ([1])

De familie Geerdink en Harberink is aan elkaar verwant en dat zien we dan ook wel aan de volgende schoolmeesters.

Arend Harberink begint 20 november 1731 met school houden en dat is zoals gewoonlijk, na Martini oftewel 11 november. Hij begint met  26 kinderen en na januari komen er nog 10 kinderen bij. De laatste wordt 10 maart naar school gestuurd en 12 april is hij opgehouden en dat zal dus vlak voor Pasen zijn geweest.

Arend Harberink trouwt op Rijtjansplaats in (zie aldaar) en Jan Harberink zet de schoolarbeld voort. Ook hij trouwt in op een boerderij en wordt dan verder Jan Eulderink genoemd. (zie bij Eulderink).

Jan Eulderink heeft op een gegeven moment ook genoeg van het schoolhouden en hij verkoopt het ambt aan Koort Geerdink. Koort betaalt daarvoor 5 gulden uit het schoolgeld en hij moet ook helpen timmeren twee dagen per jaar. 9 november 1744.

Koort Geerdink is eigenlijk een Harberink. Zijn grootouders komen van het Harberink en kopen een gedeelte van het Geerdink en noemen zich dan verder ook Geerdink.( zie bij Geerdink). Het baantje blijft zo in de familie.

Tot 1800 is Abraham Rijd schoolmeester. Hij is de zoon van Jan ter Riet en JannaGeukink geboren in Usselo in 1764. Jan ter Riet wordt ook Nijhoff genoem Van deze familie ter Riet weet ik niets.

In de marke Usselo zijn nog twee schooltjes, in de Rutbeek en in Boekelo. Het schooltje van Boekelo viel onder het collatie recht van de Hof Boekelo. Collatie recht = het recht om een schoolmeester en/of dominee te benoemen.


[1]Arent Harberink en Jan Harberink,twee schoolmeesters uit de marke Usselo, transcriptie van een kasboekje; door E.C.Geerdink v . d Worp. De openbare lagere- en kleuter scholen in Enschede en Lonneker, door T.Wiegman.